Vorig jaar tijdens de eerste lockdownperiode begon ik hoopvol aan een dikke stapel nieuwe boeken. Ik was van plan om elke seconde van de mij opgelegde afzondering te benutten. Net als met extra geld ben je toch geneigd – ik wel althans – om de gewonnen tijd tienmaal te besteden. De eerste zes weken waren om die reden binnen no-time voorbij terwijl er nog zoveel te doen overbleef.
De terrassen gingen alweer open en ik bleef achter met een gevoel dat ik niet meteen kon plaatsen. Er klopte iets niet aan het dwingende optimisme dat ik tijdens de eerste lockdownperiode om mij heen had waargenomen. Er waren ontelbare manische initiatieven geweest, die moesten aantonen dat juist deze tijd bijzonder was en kon worden aangegrepen voor kunst en duiding. Zelfs pessimistische vergezichten hadden nog altijd de optimistische zweem van verdiepende betekenis. De wereld kon vergaan, maar je kon het ware gelaat tenminste ontwaren.
Ik wantrouwde schrijvers die te gretig waren geweest, schrijvers die binnen een maand met kronieken naar buiten kwamen of coronadagboeken publiceerden, die boekenclubs initieerden en die nawoorden toevoegden waaraan de pandemie werd vastgelijmd.
Ik verzette me tegen de ‘juist nu’-gedachte, maar ook ik kwam uiteindelijk niet los van de markt waarin ik opereerde. Ook ik bleef onbewust denken in meetbare eenheden, in lijsten afwerken, dingen maken, boeken aftikken, films wegwerken, notities maken voor allerhande projecten.
De overheid kwam met helikoptergeld. Ik had mogen uitademen, maar het lukte mij niet om niets te doen.
De onrust zat in mijzelf.
Covid legde een tegenstrijdigheid bloot. Juist een schrijver kon tijdens een pandemie de quarantaine als geen ander gebruiken om te werken, maar diezelfde pandemie zorgde ervoor dat de wereld die hij wilde vangen (waarom anders is hij schrijver) eerst rustig moest worden bekeken.
Overal om mij heen nam ik de onrust waar die ik in mezelf weerspiegeld zag. De onrust vertaalde zich naar een manische drift om de wereld ter plekke te duiden, terwijl dezelfde onrust verhinderde om dat begrip rustig te verwerken terwijl de tijd door alle handen gleed.
Meestal wordt Covid als crisis aangeduid. Maar covid heeft alles van een ramp. Als je de pandemie eenmaal als ramp bekijkt valt alles op zijn plek: de onlogische overheidsbeslissingen, het paniekvoetbal en de woede. De covid-pandemie is een ramp in slowmotion. Tijdens een aardbeving zal niemand richting pen en papier rennen maar eerst een veilig heenkomen zoeken.
De grootste boeken over de wereldoorlogen zijn geschreven toen het stof was neergedaald. Ik put hoop uit Gerard Reve die twee jaar na de oorlog met zijn observaties naar buiten kwam, observaties die de oorlog vrijwel in zijn geheel buiten beschouwing lieten. Dat kan wel zijn, zegt hij, maar ik heb me niettemin kapotverveeld.
De laatste maanden heb ik een zeldzame rust gevonden die volstrekt nieuw voor mij is. Ik weet dat ik dit jaar iets wezenlijks heb geleerd, al zou ik nog niet weten hoe ik dat in taal kan vangen.
Voor het eerst in mijn leven zie ik de toekomst met vertrouwen tegemoet.
Gepubliceerd in NRC Next op 12 maart 2021